Hokkenbezoek 6 juni ’98.
Het -inmiddels traditie geworden- jaarlijkse hokkenbezoek wilden we als bestuur niet overslaan, ondanks de drukte met onze activiteiten rond het 75-jarige jubileum. Met pijn in het hart werd besloten om op de overvolle kalender een combinatie van bestuursvergadering en hokkenbezoek te plaatsen. Om niet teveel reistijd kwijt te zijn werd afgesproken om dit in de omgeving van bestuurslid Bert Nieboer te houden.
‘s Morgens om half negen zou ik Wouter Tuyn oppikken bij het Postiljon Motel in Arnhem. Meestal rijdt Rob Kraayeveld via Wouter, maar ditmaal moest hij wegens ziekte ontbreken. Onderweg zag Wouter nog een oude caravan te koop staan en vroeg zich af of we die niet zouden kopen. In het verleden had hij al eens eerder een handeltje gedreven. Al om half tien ‘s morgens arriveerden we als eerste bestuursleden en al gauw volgde de rest en kon de voorzitter de vergadering openen.
Na afloop van de vergadering een snelle lunch en toen op pad. Bert Nieboer had de nodige contacten gelegd voor deze dag en bleef de hele middag geheimzinnig over de fokkers, die allemaal op het programma stonden. In het verleden werden veelal 5 à 6 fokkers bezocht op zo’n dag, enerzijds om voldoende aandacht te kunnen schenken aan de liefhebberij anderzijds om voldoende reistijd te hebben. In de loop van de middag bleek wel dat Bert hield van een stevig programma en graag wilde pronken -met recht!- over de veelheid en kwaliteit, die er in zijn streek voorhanden was. Velen van u zijn misschien in de plaatselijke vereniging de enige fokker van Wyandottes, in de omgeving van Vroomshoop struikel je er bijna over.
Natuurlijk begonnen we bij de dieren van Bert Nieboer. Hij heeft een flinke tuin met voldoende ruimte om enkele kleurslagen te kunnen houden. In groot liepen er de geelwit gezoomde en enkele zilverzwart gezoomde dieren. Daarnaast had hij nog in de schuur late kuikens van de witte en zilverzwart gezoomde krielen lopen. Hij bleek niet de enige kippenliefhebber in de straat, want we bezochten hierna de buren fam. Hoevink en Deuzeman. Zij hadden hun keurige hok net klaar en moesten de rennen nog bouwen (pas verhuisd). Gefokt werden zwarte Wyandottes zowel in groot als in kriel. Van elk hadden ze ruim 30 jonge dieren.
Hierna de auto in en naar de heren Geerligs en Klein Kromhof. Dhr. Klein Kromhof woonde in een rijtjeswoning, maar achter z’n huis lag een klein paradijsje. Zo’n 800 m2 tuin gelegen langs de spoorlijn waarop moestuin en kippenhokken waarin gestreepte krielen zaten. Hij was al bijna 50 jaar fokker. Omdat hij steeds meer problemen met z’n ogen had was de gevormde combinatie met Dhr. Geerligs, die zelf wat kleiner behuisd was, ideaal. De foktomen liepen er op mooie gazons en genoten net zo als hun eigenaars. Als Dhr. Klein Kromhof ‘s nacht bij de hokken kwam, werd hij altijd begroet door de haan. Problemen met de buren over hanengekraai had hij niet. Hij hield van z’n dieren, net zoveel van een “V” als van een “U”. De dieren legden prima, maar de bevruchting viel dit jaar erg tegen (5 kuikens op 40 eieren). Ze hadden 12 jonge dieren gefokt. In het hok lag zand op de vloer, dat jaarlijks werd ververst, en tot onze verbazing gebruikte hij in de legnesten grit (in de winter ook wel krullen). Het zorgde voor schone eieren en de leggende kip had meteen wat te doen!
Bert zorgde dat we weer op pad gingen en nu reden we naar De Pollen. Daar woonde de fam. Spijkers in een pas gebouwd, vrijstaand huis. De begroeiing was nog laag op de 1200 m2 grond, tamelijk buitenaf gelegen en omringd met weiland. Hij was nu zo’n 8 jaar fokker en had Columbia krielen lopen op een prachtig omheind gazon. Veel jonge dieren van 4 en van 8 weken oud hadden er zo een prachtige loopruimte, maar zoals hij zelf zei, een wat kleine behuizing. Plannen voor een groter hok waren er al. Enkele fokhanen hadden een eigen afdeling in het verblijf, terwijl hij ook nog wat oudere dieren had uitbesteed. Z’n vrouw hield meer van Brahma’s (patrijs), die er ook nog rondliepen. Meestal fokte hij maar eenmaal kuikens, ditmaal echter had hij een tweede keer met een haan van Dhr. Zuyderdijn gebroed. Bij z’n eigen dieren werd de zwarte kleur steeds bruiner en de onderkleur steeds lichter. Z’n leermeester was Dhr. Lammers, fokker van zwart, wit en voorheen Columbia. De geringe ruimte in het hok betekende wel dat hij erg bedachtzaam moest zijn op het uitbreken van coccidiose; veel profijt had hij van een druppeltje bleekwater in het drinkwater. Ook was hij gewend al vroeg te selecteren; m.n. bij de hanen wacht hij nu wel eens wat langer, maar de perfecte haan heeft hij nog niet gehad.
Inmiddels was het weer wat opgeklaard. Het zag er ‘s morgens somber uit (ik had een paraplu meegenomen), maar gaandeweg brak de zon door en werd het zowaar een mooie dag. We reden nu richting Vriezenveen en Bert besloot even aan te wippen bij Jos Kobes, die eigenlijk heel druk was met het verbouwen van z’n schuur. Jos woont ook al prachtig in een vrijstaand huis een beetje verscholen vanaf de weg. De oude schuur was al grotendeels verdwenen en de nieuwbouw werd er dwars doorheen neergezet. Het was dit jaar behelpen want z’n dieren hadden onderdak nodig. Jos fokte meerzomig blauwzilver patrijs en (blauw) Columbia groot. Onderling werd er niet gepikt, wel de eventuele kruisingen. Jonge dieren bleven binnen (meer voer, minder gras en daarom meer groei). De bevruchting bij zilverpatrijs bleek veel beter dan bij Columbia, mede daarom zette hij kruisingen weer terug op Columbia om zo kans op verbetring te krijgen (jonge dieren bleken veel actiever). Hij liet de inmiddels al prima vleugeltekening zien van de jonge Columbia hennen, met donker onderdons en een prima halstekening rondom. Hij werkte met twee lijnen; onderling kruisen leverde slechte dieren. Hij moest oppassen voor kraaien, waarop Willem vertelde dat die hem al 6 jonge dieren hadden gekost.
En weer togen we verder, nu naar Dhr. Zomer, die zijn liefhebberij op slechts een kleine ruimte wist uit te oefenen. Dat je met 78 jaar er uitstekend bij kunt horen bewees deze vieve fokker. In z’n tuin stond een vierdelig hok (zonder ren) waarin krielen in de kleurslagen zwartwit gepareld en porselein afkomstig van Dhr. Vreeman. Voorheen fokte hij buff Columbia groot (nu naar Dhr. Bokdam en Kulpe), die kwamen uit een Columbia hen en een buff haan. Hier haalde hij later nooit geen ander bloed in, maar bleef steeds selecteren op formaat en vitaliteit. Hij fokte overigens al ongeveer 60 jaar en had in het verleden ook Barnevelders en Welsumers.
Hij had zo’n 40 jonge dieren van ongeveer 11 weken oud, die al bijna op grootte waren! Hij voerde veel groen (o.a. gemaaid gras). Na ongeveer 10 weken zette hij de zitstokken in het hok; de dieren gaan er vanzelf een keer op zitten. Ook hij deed nog wel eens wat bleekwater in het drinkwater. Hoewel de huizen dicht opeen stonden, had hij nooit last met de buren. Het hok was aan de voorzijde open (gaas).
In dezelfde straat, slechts een paar huizen verder, woonde Kristian Bramer, jeugdlid en fokker van goudblauw gezoomde en blauw buffcolumbia (1 fokpaar) krielen. Hij had zo’n 40 jonge dieren gefokt en daar nog de helft van over. Er bleken nl. ook enkele dieren kromme tenen te hebben. Dit was z’n 3e fokjaar en hij ging naar de plaatselijke tentoonstelling en de jeugdshow in Laren. Op een kleine ruimte wist hij enthousiast deze moeilijke kleurslagen te fokken en voorzitter Wouter probeerde hem al te overreden om ook in te zenden op de jubileumtentoonstelling. Na hem succes voor de toekomst te hebben gewenst, stapten we weer in de auto en reden naar Dhr. Dasselaar.
Ook hij bewees met z’n 77 jaar dat onze liefhebberij niet aan leeftijd is gebonden. Hij had last gehad van veel sterfte onze z’n dieren en daarom bij Hantema in Hardenberg er enkele laten onderzoeken. Het bleek Gumboro, een infectie die eerst bij de hanen optrad; totaal waren er zo’n 90 dieren gestorven. De dieren waren nu geënt, maar eigenlijk moest dat preventief gebeuren. De ziekte schijnt met name bij jonge dieren voor te komen.
De dieren zaten op een terrein, dat een honderdtal meter verder gelegen was, midden tussen de (later gebouwde) woningen. Aan de rand veel begroeiing van struiken en bomen waaronder de dieren liepen en in het midden een grote natuurlijke vijver (van ongeveer 400 m2) waaraan een visser leek te zitten. Hier en daar zat namelijk een pop om een buizerdaanval te voorkomen. Er liepen krielen in de kleuren buff Columbia (blauw), (zilver) patrijs, goudblauw- goudzwart- en geelwitgezoomd, en porselein. Voor de hokopeningen hingen roodwitte plastic kettingen tegen de mussen. Vanuit de rennen konden de dieren naar een centraal gelegen gazon via gaastunnels, waar je als bezoeker zo overheen kon stappen. Jaarlijks fokte hij ongeveer 250 tot 300 dieren. De jonge hanen krijgen allemaal een bril opgezet. Even verderop ligt een deel van zijn vroegere bedrijf. Een grote schuur waarin tentoonstellingskooien waarin de dieren voor een tentoonstelling geplaatst konden worden. Bovendien een afgescheiden deel waar ‘s winters de foktomen komen (18 afdelingen), een kantoortje een wasruimte en een droogruimte. In de winter maakte hij de mestplanken dagelijks schoon. Op de betegelde vloer strooide hij zand. De dieren kregen winterwortels. Tegen luizen gebruikte hij liever poeder dan spuiten, dat gaf meer effect; overigens zijn sommige kleurslagen gevoeliger voor luizen dan andere. Zelf slachten doet hij niet, meestal brengt hij ze weg en krijgt ze schoongemaakt voor f 1,50 terug.
De mensen kwamen overal vandaan om dieren te kopen. Inmiddels waren we bij z’n huis op de veranda neergestreken en onder het genot van een drankje kwamen er wat sterke verhalen los. Maar onze reisleider Bert was onverbiddelijk, we moesten verder. Dus togen we naar Dhr. Smoes, die een vrijstaand huis bewoonde met een ruime achtertuin vlak langs het spoor. Hij fokte al 27 of 28 jaar en had grote witte en zilverzwartgezoomde krielen en zwarte Thüringer baardkrielen. In de hokken lag zand op de vloer (minder ongedierte) en de jonge dieren (ca. 70) liepen (voorlopig) in een stuk weiland. De oudere dieren waren uitbesteed. Het hok met 5 afdelingen was pas klaar en de rennen moesten nog worden gebouwd. De grote witte hadden hem dit jaar geen jonge dieren bezorgd. Hoewel de eieren wel bevrucht bleken, stierven de kuikens in het ei. Allerlei mogelijke oorzaken werden geopperd.
Hij liet de jonge dieren het liefst onder de lamp opgroeien en had zelfs het idee dat onder een warmteplaat er vaker sprake zou zijn van ingegroeide kamdoorns. Bovendien vond hij dat je niet te lang de jonge dieren teveel warmte moet bieden. Overdag kregen de dieren geen voer, ze moesten zelf hun kostje zoeken. De kuikens zaten wel op krullen met een schop zand erdoor. Advies: zorg dat ze niet te dicht op elkaar zitten (coccidiose, broei, pikken). In de legnesten gebruikte hij boekweit. Bovendien deed hij wel eens bleekwater in het drinkwater en hing hij varens in de hokken.
Onder het genot van (alweer) een glaasje werd nog gezellig wat nagepraat. Inmiddels was het al vroeg in de avond en liepen we (volgens Bert) flink achter op zijn schema. We moesten nog een fokker bezoeken, maar die zou toch wel eens van ons willen horen. De telefoon bracht uitkomst en verlossing. Er bleek een vergissing gemaakt en we werden pas een week later verwacht. Eerlijk gezegd waren we aan wat rust toe na al die indrukken die we deze dag hadden opgedaan. Bovendien kregen we honger. Besloten werd om een hapje te gaan eten en we namen afscheid van Dhr. Smoes.
Toen we na de maaltijd welvoldaan de huisreis aanvaardden barstte er een onweer los. Met de ruitenwissers op dubbele snelheid en stapvoets rijdend gingen we op pad. Maar goed dat we die oude caravan niet hadden gekocht..........
Han Schellekens
Nawoord: Nogmaals willen wij alle bezochte fokkers hartelijk danken voor hun ontvangst, begeleiding en beschikbaar gestelde tijd. We kijken alweer uit naar het hokkenbezoek in het komende jaar.